Wilhelm Furtwängler
Wilhelm Furtwängler | ||||
---|---|---|---|---|
Portret door Emil Orlik, 1928
| ||||
Geboren | Berlijn, 25 januari 1886 | |||
Overleden | Ebersteinburg (Baden-Baden), 30 november 1954 | |||
Land | Duitsland | |||
Stijl | Duitse romantische muziek | |||
Nevenberoep | Dirigent | |||
(en) IMDb-profiel | ||||
(en) Allmusic-profiel | ||||
(en) Discogs-profiel | ||||
(en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Wilhelm Furtwängler (Berlijn, 25 januari 1886 – Ebersteinburg (Baden-Baden), 30 november 1954) was een Duits dirigent en componist. Hij geldt als een der grootste orkestleiders van zijn tijd, vooral als vertolker van de Duitse romantische muziek.
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]Furtwängler werd geboren in Berlijn, maar groeide op in München. Zijn vader Adolf was archeoloog, en doceerde aan de universiteit. Al op vroege leeftijd kreeg Furtwängler muziekles, en hij ontwikkelde een voorliefde voor de muziek van Beethoven.
Op twintigjarige leeftijd maakte Furtwängler zijn debuut als dirigent. Hij had toen al enkele composities op zijn naam staan. Zijn werk werd echter niet erg gewaardeerd, en de financiële onzekerheid van het bestaan als componist deed hem besluiten zich te concentreren op het dirigeren. Hij werkte met een aantal orkesten in Duitsland, totdat hij in 1920 een vaste aanstelling kreeg bij de Staatskapelle Berlin. In 1922 volgde hij Arthur Nikisch op bij zowel het Gewandhausorchester te Leipzig als de Berliner Philharmoniker. Later werd hij muzikaal leider van de Wiener Philharmoniker, de Salzburger Festspiele en de Richard-Wagner-Festspiele. Daarmee had hij alle topposities verzameld die een dirigent kon bereiken in het Duitsland en Oostenrijk van die dagen.
Furtwängler's houding ten opzichte van het nazisme is nog steeds onderwerp van debat. In eerste instantie stond hij kritisch ten opzichte van de nazi's, toen die in 1933 aan de macht kwamen. Hij zette zich bijzonder in voor joodse musici. In 1934 werd hij uitgesloten als dirigent voor de première van Paul Hindemith's opera Mathis der Maler, en als protest nam Furtwängler ontslag bij de Berlijnse Opera. In 1936 werd hem de positie van eerste dirigent aangeboden bij het New York Philharmonic Orchestra, waar hij Arturo Toscanini zou opvolgen. Het had er alle schijn van dat Furtwängler die positie zou aanvaarden, maar een bericht van de Berlijnse afdeling van Associated Press, mogelijkerwijs in opdracht van Hermann Göring, waarin werd aangegeven dat Furtwängler opnieuw bij de Berlijnse Opera werkzaam was, keerde het tij. In New York ontstond de indruk dat Furtwängler aanhanger was geworden van het nazisme. Bij gelegenheid van de verjaardag van Adolf Hitler in 1942 voerde hij, na een toespraak van Joseph Goebbels, met het orkest de Negende Symphonie van Ludwig van Beethoven uit. Tegen het einde van de oorlog vluchtte Furtwängler naar Zwitserland, waar hij na de oorlog bleef.
In 1949 accepteerde hij de benoeming van chef-dirigent van het Chicago Symphony Orchestra. Het aanbod werd echter ingetrokken nadat prominente musici, onder wie Arturo Toscanini, George Szell, Vladimir Horowitz, Arthur Rubinstein, Isaac Stern en Alexander Brailowsky, gedreigd hadden het orkest te boycotten. Er werd hem kwalijk genomen dat hij in nazi-Duitsland een toppositie was blijven innemen. In 1952 keerde hij terug als chef-dirigent van de Berliner Philharmoniker, die in de tussenliggende jaren voornamelijk geleid waren door Sergiu Celibidache.
Furtwängler interpreteerde muziek op monumentale wijze. Ondanks een weinig precieze dirigeerslag bracht hij een groot charisma over op de orkestmusici. Zijn schriftelijke nalatenschap wordt bewaard in de Zentralbibliothek in Zürich[1].
Composities
[bewerken | brontekst bewerken]Voor orkest
[bewerken | brontekst bewerken]- Symfonie No. 1 in b-mineur
- Symfonie No. 2 in e-mineur
- Symfonie No. 3 in cis-mineur
- Ouverture in Es majeur
- Symfonisch Concerto voor Piano en Orkest
Kamermuziek
[bewerken | brontekst bewerken]- Pianokwintet in C-majeur
- Sonate voor viool No. 1 in d-mineur
- Sonate voor viool No. 2 in D-majeur
Koren
[bewerken | brontekst bewerken]- Te Deum voor koor en orkest
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- J. Brahms, A. Bruckner (1941, vele herdr.)
- Gespräche über Musik (1948, div. herdr.)
- Der Musiker und sein Publikum (1955)
- Vermächtnis (1956, div. herdr.)